Een-nul voor de autisten – niet meer leverbaar
Op de dag dat ze vijftien wordt zit Loes in een psychiatrisch centrum. Veel te vieren is er niet, want je zit in de psychiatrie `omdat er iets in je kop scheef zit en niet omdat je een slechte adem hebt’. In de inrichting voelt Loes zich niet thuis. Ze heeft geen zin in allerlei gesprekken met therapeuten en voelt zich niet verwant aan de andere jongeren. In het jaar dat volgt raakt ze toch gewend aan al die rare types en aan de therapieën. Maar elke keer als het beter met Loes lijkt te gaan gebeurt er iets waardoor ze in paniek raakt. Zal ze ooit op eigen benen kunnen staan?